Blindenfotografie
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.

De innerlijke lichtinval

Ga naar beneden

De innerlijke lichtinval Empty De innerlijke lichtinval

Bericht  Admin do maa 27, 2008 4:31 pm

Ziet een blinde de wereld anders dan een ziende? Een vraag die in de jaren negentig de aanleiding was voor een intrigerende briefwisseling tussen twee Engelstalige filosofen, Milligan en Magee. Toch kan het antwoord niet uitsluitend uit epistemologische hoek komen: ook neurologen, psychologen, sociologen en kunstenaars zijn mee in de boot gestapt. Eindbestemming van de reis? Die is steeds minder welomschreven: om de haverklap wijzigen nieuwe vragen de koers. Hoe meer de antwoorden aan relevantie schijnen te winnen, des te vager wordt het op welke vraag uit de rij ze nu betrekking hadden.

Omdat ik mij nooit volledig met één van die door de verschillende disciplines gehuldigde visies kon verzoenen, achtte ik enkele maanden geleden de tijd rijp zelf de handschoen op te nemen. Ik boog me daarbij vooral over de vraag hoe blinden beeldende kunst (kunnen) ervaren. Ik wilde de verschillende uitgangspunten met elkaar verbinden en daar mijn eigen overpeinzingen aan toevoegen. Het is een gevarieerde excursie geworden waaraan ik koffers vol ideeën heb overgehouden.

In dit eerste inleidende essay heb ik geprobeerd met de aangehaalde filosofische discussie als leidraad de krijtlijnen uit te zetten, waarlangs ik in latere teksten meer specifieke deelproblemen zal benaderen. Als je niet voldoende onderlegd bent om binnen een bepaald theoretisch paradigma te opereren, geeft je dat wel een grote bewegingsvrijheid. Dit is dus geen wetenschappelijk artikel, wel een beschouwing over de (in)directe visuele ervaring en haar esthetiek.

Piet Devos, maart 2005

Admin
Admin

Aantal berichten : 337
Registration date : 26-03-08

https://blindenfotografie.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

De innerlijke lichtinval Empty Hele artikel te lezen

Bericht  Admin do maa 27, 2008 4:31 pm

http://www.filogopolis.net/filosofiepark/kunstplantsoen/lichtinval.php

Admin
Admin

Aantal berichten : 337
Registration date : 26-03-08

https://blindenfotografie.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

De innerlijke lichtinval Empty hoofdstuk 1

Bericht  Admin do maa 27, 2008 4:32 pm

1. "Waarom zou iemand die blind is in godsnaam willen fotograferen? Die persoon ziet toch immers niks van zijn omgeving en zal dus ook niet kunnen genieten van mooie plaatjes van bijvoorbeeld landschappen of stadstaferelen, laat staan dat hij ze zelf ook nog zou kunnen maken!" Vrienden die mijn levenshouding goed kennen en precies weten hoe de vork in de steel zit, vragen me wel eens waarom ik mij niet opwind wanneer ik met dergelijke uitingen van onbegrip word geconfronteerd. Ik zou dan kunnen antwoorden dat de hardnekkigheid, regelmaat en frequentie waarmee zulke opmerkingen mijn leven van jongs af aan hebben bevolkt, bij mij een soort van gewenning hebben teweeggebracht; alsof ik gaandeweg heb ingezien dat ze het resultaat zijn van een geheime, unilaterale clausule, waarover mij bij de ondertekening van het contract niets was verteld, maar die ik dien te accepteren, wil ik de gehele deal niet op de helling zetten. Of, ik zou kunnen aanvoeren dat die uitspraken te wijten zijn aan het vertrouwen dat velen, meestal onbewust, in de mening van de meerderheid stellen, en dat de Socratische wijsheid, die er in grote lijnen op neerkomt dat een oordeel niet gerechtvaardigd kan worden op grond van een numeriek overwicht maar louter dankzij een heldere argumentatie, mij juist heeft aangespoord hiertegen te protesteren op een manier die als rationeel zou kunnen worden beschouwd. Het is de meerderheid die de norm bepaalt en dus ook wat 'abnormaal' moet worden gevonden. Er is slechts een heel klein percentage van de bevolking dat met een visuele beperking door het leven moet, en die kleine groep krijgt dan ook prompt het minderheidsstigma op gekleefd. Een logisch gevolg daarvan is dat er maar weinig zienden in direct contact komen met visueel gehandicapte personen, waardoor ze zich geen correct beeld kunnen vormen van de levenswijze van die mensen en daarom, zich beroepend op simplistische gemeenplaatsen geboren uit het meerderheidsperspectief, menen te weten dat die wel heel sterk moet afwijken van de hunne. Een verontwaardigde reactie van mijn kant op een vraag als de eerst geciteerde zou weinig zoden aan de dijk brengen, omdat ik mij dan zou bezondigen aan dezelfde onnauwkeurigheid, namelijk het zich niet verplaatsen in het standpunt van de gesprekspartner, waardoor iedere dialoog ten langen leste dreigt te verzanden in een opeenhoping van misverstanden. Of nog, ik zou kunnen wijzen op het vaak komische karakter van dit soort voortvarende conclusies, die in hun op de spits gedreven naïviteit veeleer aandoenlijk dan offensief klinken, want ze getuigen van een ongedwongen nieuwsgierigheid, wat ik vanuit een filosofische invalshoek toch uitsluitend kan toejuichen? Jazeker, ik verkies de vragensteller boven de waarhedenslikker.
Deze motivaties zouden alle drie stuk voor stuk een deel van de verklaring kunnen bieden, maar mocht ik vervolgens pretenderen dat hiermee alles gezegd was, zou ik wegens de gecompliceerdheid ervan de vierde en wellicht voornaamste beweegreden onvermeld laten, met name dat ik dagelijks aan den lijve ondervind hoezeer de visuele waarneming het leven domineert en schijnbaar de scepter zwaait over alle overige menselijke gewaarwordingen. In dit artikel wil ik trachten te achterhalen waarop dit dictatoriale bewind van het gezichtsvermogen stoelt, en vertrekkend vanuit mijn persoonlijke ervaring na te gaan in hoeverre de legitimatie ervan werkelijk hout snijdt. Is bij de invulling van ons wereldbeeld het zien inderdaad zo doorslaggevend als we geneigd zijn te geloven? Of is die overtuiging wel toe aan enige relativering? Staat blindheid synoniem met de afwezigheid van licht en dus een leven in volslagen duisternis? Het zijn deze vragen die in de volgende bladzijden de revue zullen passeren, maar hoewel de daarbij geformuleerde observaties onvermijdelijk ook op de dagelijkse omgang zullen kunnen worden toegepast, betreffen ze toch in hoofdzaak de kunstbeleving van blinde personen. Zoals het aangehaalde voorbeeld al kon doen vermoeden, is het immers tevens de bedoeling aan te tonen dat kunstvormen die een beroep doen op audiovisuele middelen - theater, film, fotografie bv. - geenszins een gesloten boek moeten blijven voor wie toevallig het gezichtsvermogen moet missen.
Alvorens van wal te steken, lijkt het mij raadzaam reeds bij aanvang open kaart te spelen en summier mijn eigen levensloop te schetsen, vooral daar het verderop nodig zal zijn de hulp in te roepen van enkele vaststellingen uit mijn persoonlijke ervaringssfeer. Toen ik zes maanden oud was, constateerde de oogarts dat mijn rechteroog door retinablastoom was aangetast, een zeldzame vorm van oogkanker die in veel gevallen naar de hersenen dreigt uit te zaaien. Ik werd hiervoor lange tijd behandeld en uiteindelijk genezen verklaard, al kon ik toen nog maar uit één oog zien. Vijf jaar later, in 1989, stelden de artsen, nu bij mijn linkeroog, dezelfde en nog bijkomende symptomen vast. Dit betekent dus dat ik sinds mijn vijfde volledig blind ben, maar dat ik gedurende de eerste jaren van mijn leven met één oog vrij goed heb gezien. Ik had het geluk dat ik, dankzij de technologische vernieuwingen - aanpassing van computermateriaal voor blinden *1 - en het Vlaamse GON-project - Geïntegreerd Onderwijs -, al gauw kon doorstromen naar het reguliere onderwijs en hierdoor de kans kreeg om in een gewone leefomgeving op te groeien. Omdat ik hiervan nog alle dagen de vruchten pluk, ben ik ook blijven pleiten voor de integratie van andersvalide personen in de maatschappij. *2

Noten

1. Deze technologische vooruitgang heeft meerdere cruciale gevolgen gehad. Ten eerste hoeft de leraar in het reguliere onderwijs geen braille meer te kennen, omdat hij nu indien nodig kan meelezen op het scherm wat zijn leerling schrijft; wanneer de student een toets of taak maakt, worden de oplossingen in zwartschrift afgedrukt. Ten tweede kan de gehandicapte student door de digitalisering van de informatie veel zelfstandiger werken, zodat hij bijvoorbeeld niet meer naar de bibliotheek hoeft om opzoekingen te doen. [ terugkeren ]

2. Zie hiervoor o.a. Devos, P., 'Integration in the education system' en 'Integration on the labour market', art., onuitg. (2003). Het betreft hier de ongepubliceerde tekst van de lezing die ik in de periode van december 2002 tot april 2003 aan verschillende Poolse universiteiten heb gegeven. De artikels zijn on line te raadplegen op: http://www.kimbols.be/artikels/integratie/
rubriek_integratie.php. [ terugkeren ]

Admin
Admin

Aantal berichten : 337
Registration date : 26-03-08

https://blindenfotografie.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

De innerlijke lichtinval Empty Hoofdstuk 2

Bericht  Admin do maa 27, 2008 4:32 pm

2. "De bewering dat we het gezichtsvermogen (zogezegd) boven al het andere verkiezen, bracht bij mij toen ik dit voor het eerst las een schok van herkenning teweeg, want die bewering is waar en niet alleen elementair maar vooral essentieel. De schok werd ten dele ook veroorzaakt omdat ik dit inzicht niet zelf op eigen kracht tot mijn bewustzijn had laten doordringen." (Magee, 2001, p.53-54)
Dit is een fragment uit een brief die de Engelse filosoof Bryan Magee aan zijn Schotse blinde vakgenoot Martin Milligan schreef. De twee denkers hadden op voorstel van Magee besloten een correspondentie op te zetten, waarin ze zouden trachten te analyseren hoezeer het wereldbeeld van Milligan, die amper de eerste twee jaar van zijn leven gezien had en daaraan naar eigen zeggen geen enkele herinnering meer bewaarde en bijgevolg tot de categorie van de blindgeborenen mag worden gerekend, afweek van dat van een ziende persoon, in dit geval dus Bryan Magee. Het resultaat hiervan heeft zijn neerslag gevonden in een heel lezenswaardig boek, dat niet alleen een intrigerende inkijk biedt in de wereld van een blind iemand, maar wel in de eerste plaats het klaarblijkelijk ongenaakbare gezichtsvermogen van zijn voetstuk stoot om het gehele zintuiglijke apparaat van de mens in vraag te stellen; daarop kom ik later uitvoeriger terug.
Wat opvalt in dit citaat is Magees eerlijke bekentenis dat zelfs hij als vakfilosoof zich nooit terdege rekenschap had gegeven van de alles overheersende positie die de visuele perceptie in het menselijk bestaan bekleedt. Dit plotselinge besef waarover Magee het heeft, zal zich inderdaad dikwijls pas bij goedziende mensen voordoen wanneer zij hun situatie consequent gaan vergelijken met die van iemand die dit zintuig wel ontbeert. Dan dringt het eensklaps tot die ziende persoon door hoe afhankelijk hij van zijn beide ogen is, doordat die hem in staat stellen razendsnel en van op afstand een heleboel informatie te verzamelen over zijn omgeving en de mensen met wie hij communiceert - gelaatsuitdrukkingen, gebaren, blikken, lichaamstaal etc. Het verschil met het gehoor dat het enige zintuig is dat eveneens gegevens kan verschaffen over de ons omringende werkelijkheid zonder daarmee in direct lichamelijk contact te hoeven treden, bestaat hierin dat het zicht over een veel verder reikende actieradius beschikt, bijgevolg een aanzienlijk ruimere oppervlakte bestrijkt en de hoeveelheid verkregen informatie voelbaar groter wordt. Met name een drukke straat oversteken is voor een blinde niet per se riskanter dan voor een ziende persoon, maar het zal de eerste wel meer tijd kosten om te verifiëren of de kust veilig is. Dit zijn de cruciale factoren - de grote hoeveelheid, de gedetailleerdheid van de informatie, de hoge verwerkingssnelheid en de vergaande ruimtelijke draagwijdte ervan - die verklaren waarom een ziende duizenden taken kan vervullen of op het gezicht toegespitste activiteiten kan verrichten, die voor zijn visueel beperkte medeburger nooit zullen zijn weggelegd. Enkele van de meest voor de hand liggende voorbeelden daarvan zijn onder meer een auto besturen of een partijtje tennissen. Maar er is nog meer, want net zoals dat bij de overige zintuigen het geval is, zorgt de visuele waarneming er eveneens voor dat de mens ontvankelijk is voor een welbepaald type sensatie, dat we in de onderhavige context onder de noemer 'visueel esthetische ervaringen' kunnen samenbrengen. Het is in dit verband wellicht geboden er nog kort de aandacht op te vestigen dat de esthetiek hier niet mag worden begrepen als onderdeel van de traditionele Platoonse benadering, waarbinnen deze term strikt gelimiteerd werd tot de schoonheid, het Ware, het Sublieme; in de actuele betekenis behelst de esthetiek net zozeer die gewaarwordingen die bij de kijker andere emoties weten op te wekken, zoals verrassing, angst, gêne, verwarring enz. Dan zijn we ook in het vaarwater van de hedendaagse beeldende kunsten beland.
De onlangs overleden Susan Sontag heeft terecht grote erkenning geoogst voor de serie essays die ze aan de fotografie wijdde, en waarin ze op lucide wijze de mechanismen inherent aan deze kunstvorm - of moeten we zeggen journalistiek-wetenschappelijk registratie-instrument? - heeft blootgelegd en van kritisch commentaar voorzien. Het artikel met de reeds veelzeggende titel 'The Heroism of Vision' mag hier dan ook niet onvermeld blijven, vooral omdat ze daarin twee functies van de foto belicht die van wezenlijk belang zijn, willen we de machtsusurpatie van het beeld in onze huidige maatschappij ten volle kunnen bevatten, namelijk: schoonheid creëren en de waarheid vertellen. Laten we beginnen met de laatstgenoemde taak van de fotografie.
De basale eigenschappen van het zien die we zo-even onder de loep hebben genomen, zijn er verantwoordelijk voor dat de mens van nature van zijn vijf zintuigen het meest op zijn gezichtsvermogen vertrouwt, dat schijnbaar de minst bedrieglijke weergave van de wereld der dingen biedt. Om nog eens op het verkeer terug te komen: iemand die bij een kruispunt staat te wachten, kan met één blik volstaan om een goed overzicht van zijn omgeving te krijgen; mocht diezelfde persoon geblinddoekt worden, dan zou de angst hem om het hart slaan, want plots zou hij zich verloren wanen in een chaotische zee van geluid. Trouwens, denken we maar aan de courante uitspraak "Ik zal het pas geloven, als ik het met m'n eigen ogen heb gezien." Sontag stelt dat de intrede van de fotografie in de eerste helft van de negentiende eeuw deze natuurlijke tendens dermate heeft geïntensiveerd dat de harmonieuze samenhang tussen de verschillende zintuiglijke waarnemingen radicaal werd verbroken, om vervolgens te evolueren naar een alleenheerschappij met het zien als dwingeland. De foto werd de afbeelding van een stuk wereld. Journalisten, antropologen, biologen, allen trokken ze er met de camera op uit om de werkelijkheid te herontdekken en te inventariseren, zodat aan een gulzig publiek de 'waarheid' kon worden getoond, en de valse schijn ontmaskerd. De fotografie werkte in al haar directheid zo onthullend, zo shockerend dat ze al gauw als synoniem ging gelden voor wetenschappelijke exactheid: de fotografie slaagde erin dat deel van de wereld te ontbloten dat voor de gewone visuele waarneming verborgen bleef. Op Aarde raakte de voorraad aan onontgonnen streken voor sommigen snel uitgeput, waarna de fotografische exploratie van de rest van het heelal de nieuwste uitdaging vormde. Het spreekt voor zich dat de opkomst van de televisie en decennia later van het Internet die ontembare zucht naar visuele informatie alleen nog maar hebben aangewakkerd. Toch is het positivistische enthousiasme waarmee de eerste fotografen fenomenen en gebeurtenissen wilden vastleggen reeds lang in diskrediet geraakt. Intussen begint men langzamerhand de nefaste invloeden van de beeldcultuur en haar 'waarheidsgetrouwheid' te onderkennen: kinderen zouden alsmaar agressiever worden, nu ze via de buis en allerlei computerspelletjes voortdurend bloederige moordscènes krijgen opgedist; reclamemakers houden de consument een ideaal voor, waaraan de laatste zich in weerwil van het onrealistische karakter ervan toch wil spiegelen; en ook terroristische organisaties hebben reeds begrepen hoe doeltreffend dit wapen is: onlangs bleek er tot ieders afgrijzen een video-opname met daarop de onthoofding van een Amerikaanse gijzelaar in Irak op het Internet te circuleren. Plots rees het vermoeden dat het beeld wel eens als een boemerang zou kunnen worden gebruikt.
De tweede taak van de fotografie waarop Sontag ons attendeert, de creatie van schoonheid, vloeit voort uit de surreële eigenheid van de natuurgetrouwe afbeelding die de foto in wezen is. "Niemand heeft door fotografie ooit lelijkheid ontdekt", met deze krachtdadige stelling opent ze haar betoog. Een foto die voorwendt de exacte kopie van een splinter werkelijkheid te zijn, kwadrateert die werkelijkheid en schijnt ons daarom reëler toe dan die wereld zelf. De pioniers van de fotografie geloofden al in hun missie die er zogezegd in zou bestaan de schoonheid der 'verschijnselen' aan het licht te moeten brengen. Geleidelijk aan ontwikkelde er zich een nieuwe vorm van kijken, die je als fotografisch kunt bestempelen: de wereld wordt een verzameling potentiële foto's, waarbij het de kunst is nu net dat plaatje te schieten dat ons de dingen weer op een andere manier laat zien. Er was een nieuwe norm geboren: wat gefotografeerd werd, moest wel mooi worden gevonden. In het moderne sprookje La goutte d'or van Michel Tournier maakt een Franse toeriste in de Noord-Afrikaanse Sahel een kiekje van een jonge berber. De jongen besluit de vrouw naar Parijs achterna te reizen om de afgedrukte foto op te eisen, omdat die haar anders macht over hem verleent. Afgezien van het antropologische discours dat in dit verhaal verweven zit aangaande de cultuurafhankelijke rol van het teken, illustreert het tevens hoe het Westen het beeld heeft geassimileerd als een autonoom deel van de werkelijkheid, terwijl het in traditionelere maatschappijen nog steeds veeleer als een symbool wordt bejegend. Voor de jeugdige Arabier belichaamt de foto een meta-entiteit die hem ontstijgt. Voor de Française vallen het eigenlijke woestijntafereel en de afbeelding ervan gewoonweg samen, en ze wilde dat partikeltje van de wereld bewaren omdat ze het mooi vond en ermee kon bewijzen dat ze wel degelijk op die plek was geweest.

Noten

3. Zie hiervoor Sontag, S., 'The Heroism of Vision', uit ON PHOTOGRAPHY (1977), New York, Farrar, Straus and Giroux, p. 85-112.
De aspecten van het zgn. "nieuwe fotografische kijken", die bij Sontag wel aan bod komen, blijven in het boek van Milligan en Magee (op. cit.) jammer genoeg onderbelicht. Het zou echter oneerlijk zijn de auteurs daarom van nalatigheid te beschuldigen, gelet op Milligans plotse overlijden waardoor het project niet kon worden afgerond. Het is immers best mogelijk dat ze deze thematiek voor een latere fase van de discussie hadden gereserveerd. [ terugkeren ]

Admin
Admin

Aantal berichten : 337
Registration date : 26-03-08

https://blindenfotografie.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

De innerlijke lichtinval Empty Hoofdstuk 3

Bericht  Admin do maa 27, 2008 4:32 pm

3. "Voor het gewone leven is de visuele ervaring in zekere zin een sine qua non, en de dagelijkse omgang met mensen hangt er van minuut tot minuut van af dat deze ervaring gedeeld wordt, en als dit niet het geval zou zijn, zou menselijke interactie niet kunnen plaatsvinden." concludeert Magee met veel stelligheid (op. cit., p. 54). In de voorgaande paragraaf hebben we enkele van de meest significante oorzaken genoemd waardoor het zicht in de huidige samenleving de hoogste positie in de zintuiglijke piramide krijgt toebedeeld. Het ogenblik is aangebroken om hier enige kanttekeningen bij te plaatsen, en laten we maar meteen beginnen met de bovenstaande stoutmoedige uitspraak iets te verzachten.
Ongetwijfeld heeft Magee het bij het rechte eind als hij beweert dat het gedrag van mensen ten opzichte van anderen ingesteld is op visuele signalen - de communicatie verloopt naar schatting voor 80 procent via non-verbale kanalen waarvan de zichtbare lichaamstaal toch één van de meest voor de hand liggende is -, maar om daaruit af te leiden dat de menselijke interactie zonder die gedeelde visuele ervaringen ondenkbaar zou zijn, is weer een brug te ver. Milligan herhaalt verschillende keren dat sommige zienden het belang van het zien schromelijk overdrijven. Zeker is dat ze heel vaak de hoeveelheid informatie onderschatten die een mens via zijn overige zintuigen krijgt aangereikt. Op p. 76 heeft Milligan het in dat verband over heel veel dubbele informatie die de natuur aan de mens beschikbaar stelt. In de allereerste plaats is er de taal, die zowel in gesproken als in geschreven vorm, massa's gegevens van het ene individu naar het andere transfereert en dus ook een onuitwisbaar stempel op de menselijke interactie drukt; voor een persoon die beide ogen moet missen, neemt de taal dan ook veel informatieverstrekkende taken van het afwezige gezichtsvermogen over. Als blinde persoon zul je bijvoorbeeld veel vaker iemand vragen iets voor je te beschrijven, of er consequenter op letten welke visuele details een ziende persoon met zijn uitspraken prijsgeeft (aangenomen natuurlijk dat je er wat mee kan en dergelijke uitingen voor jou geen pure abstracties blijven, maar daarover straks meer). Zo ben ik bijzonder op architectuur gesteld en zal ik het altijd appreciëren wanneer iemand mij vertelt hoe bepaalde gebouwen eruitzien. Bij het gesproken woord is echter niet uitsluitend het zuiver talige element een reservoir waaruit veel data kunnen worden geput, ook de menselijke stem op zich is er zo één: geslacht, leeftijd, emoties, intenties van de spreker, ze zijn ervan af te lezen als van een gelaat.
Een aantal jaar geleden logeerde ik met een blinde vriend in een Poolse jeugdherberg. Toen we 's ochtends voor de gesloten badkamerdeur op onze beurt stonden te wachten en hij de opmerking maakte dat die kerel daarbinnen er toch wel erg lang over deed om zich te scheren, ging het door me heen dat een ziende persoon dit wellicht nooit had kunnen zeggen. Er was immers helemaal geen gezoem van een elektrisch scheerapparaat te horen; het geluid dat mijn vriend had herkend, was het schoonmaken van een plastic scheermesje waarbij het tegen de rand van de wastafel werd getikt. Men durft wel eens te beweren dat een blinde scherper zou horen, maar dat is klinkklare onzin. Zijn gehoor overbrugt geen grotere afstanden; wat een blinde heeft geleerd, zijn omgevingsgeluiden beter te duiden en ruimtelijk nauwkeurig te lokaliseren. Wat dit laatste lokalisatieaspect betreft, is het wellicht nog nuttig even kort stil te blijven staan bij een fenomeen dat als 'echolocatie' wordt betiteld. Dit duidt op de verdichting van de atmosfeer die optreedt wanneer geluidsgolven tegen een groot oppervlak - muur, boom - botsen en daardoor gedempt worden. Dit verklaart onder meer waarom veel blinde mensen de afmetingen van een voor hen onbekende kamer toch vrij goed kunnen inschatten, ook al is het er nog muisstil. Omdat iemand die een wand nadert, vooral die verdichting ter hoogte van zijn gezicht zal gewaarworden, gebruikt men ook wel eens de term 'gelaatsvoeling' voor hetzelfde verschijnsel. Voor mij persoonlijk is dit vermogen naast de witte stok een belangrijk hulpmiddel bij de oriëntatie in een stad of binnen een gebouw en het vermijden van obstakels; andere blinde mensen houden vol er niet op te kunnen vertrouwen of zelfs nooit wat van een soortgelijk 'zesde zintuig' bij zichzelf te hebben bespeurd. Van nature zou iedereen ontvankelijk moeten zijn voor zulke signalen, ook ziende mensen. Wie een pikdonkere ruimte betreedt, kan toch meestal vrij snel bepalen of het om een grote zaal dan wel een klein kamertje gaat. Maar zoals we reeds hebben geconstateerd zal een blinde persoon, ter compensatie van het ontbrekende gezichtsvermogen, efficiënter gebruikmaken van zijn resterende zintuigen en ze bijgevolg dusdanig gaan ontwikkelen - dit geldt naast het gehoor toch zeker ook voor de tastzin en de geurperceptie - dat ze accuratere registraties verrichten dan gemiddeld; een ziende zal daarentegen, meestal onbewust, aan zijn visuele waarneming voorrang geven. Een klassiek voorbeeld daarvan is dat ziende mensen die het brailleschrift willen leren - wat overigens niet bijster moeilijk is -, doordat hun vingertoppen niet gevoelig genoeg blijken te zijn, zich genoopt zien het als gewone tekst te lezen, dus met behulp van hun ogen.
In de huidige maatschappij leveren de integratie van duizenden mensen met een visuele beperking elke dag het bewijs dat menselijke interactie niet noodzakelijk hinder hoeft te ondervinden van een gelimiteerder zintuigenarsenaal. Dove mensen zien zich in dat opzicht helaas vaak voor een veel zwaardere opdracht geplaatst, zodat de vraag zich opdringt waar de essentie van de intermenselijke contacten nu feitelijk gezocht moet worden. De uitwerking van dit vraagstuk zou ons thans te ver voeren, maar ik meen wel met reden te mogen stellen dat Magees bewering al te voortvarend is geweest, en ingegeven werd door het wijd verbreide geloof in het zien en de ondoordachte veronachtzaming van de andere zintuigen.

Admin
Admin

Aantal berichten : 337
Registration date : 26-03-08

https://blindenfotografie.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

De innerlijke lichtinval Empty Hoofdstuk 4

Bericht  Admin do maa 27, 2008 4:33 pm

4. Maar hoezo eigenlijk? Zou ik willen betwisten dat iemand die het gezichtsvermogen ontbeert niet te lijden heeft van een groot gemis? Nee, absoluut niet: er zijn een heleboel praktische zaken die dankzij goed functionerende ogen een fluitje van een cent worden maar die voor een blinde persoon nimmer te realiseren zijn. Waartegen ik wel protest wil aantekenen, is het al te vereenvoudigde zwart-witverhaal dat erover wordt opgehangen: het discours dat zich focust op een a-priorisch verschil tussen ziende en blinde mensen, een discours waarmee Magee zich voornamelijk in zijn eerste brieven heeft ingelaten - een knap staaltje daarvan is uiteraard het citaat uit de vorige paragraaf; Milligan bezwijkt daarentegen af en toe voor de omgekeerde tendens, namelijk door elke discrepantie al te zeer in termen van geïnstitutionaliseerde onverdraagzaamheid te willen uitleggen, hetgeen al evenmin een constructief debat in het vooruitzicht stelt. Omdat ik als een soort van bemiddelaar tussen die beide werelden kan ageren, heb ik deze hele discussie eigenlijk altijd veeleer opgevat als een zoektocht naar parallellen en raakpunten; de redenen hiervoor zal ik in de volgende alinea's trachten uiteen te zetten en met concrete ervaringen te verduidelijken.
Het aanwijsbare fysieke verschil dat een ziende van een blinde persoon onderscheidt, dat er kort geschetst op neerkomt dat er bij de eerstgenoemde door de lichtinval via de lens een beeld wordt geprojecteerd op het netvlies dat vervolgens de informatie doorseint aan de hersenen waar die verwerkt wordt en dat dit proces bij de tweede niet kan plaatsvinden, is evident en zou niet vermeld behoeven te worden, ware het niet dat daaruit een eerste hardnekkig misverstand is voortgekomen. Het leven van een blinde wordt immers tot in den treure vergeleken met een leven in duisternis, alsof zijn geest louter een zwarte leegte zou herbergen. Welnu, dat zijn fabels die ontstaan wanneer de beeldspraak van de zienden op de situatie van een blinde wordt toegepast, waarbij men eigenlijk dezelfde bok schiet als wanneer we een vreemde cultuur vanuit het eigen waardesysteem beoordelen: de anomalieën stapelen zich op en gaan een eigen leven leiden. Mensen die vanaf hun geboorte volledig blind zijn, kunnen geenszins in het donker leven, aangezien ze nooit rechtstreeks hebben ervaren wat die toestand - de afwezigheid van licht - precies inhoudt; kleuren blijven voor velen onder hen moeilijk te doorgronden abstracties en ze zullen zich dus ook niets concreets bij zwart kunnen voorstellen. Hun innerlijke leefwereld kent de rijkdom van stemmen, woorden, geluiden, geuren, aanrakingen, smaken maar het zou onzinnig zijn die in een visuele metafoor te willen kooien. Een tweede groep van mensen die door de medische wetenschap als blind worden beschouwd, beschikt wel nog over enige mate van lichtperceptie, zodat zij al evenmin in een constant verduisterde ruimte rondwaren. In laatste instantie is er nog de groep waartoe ikzelf behoor, namelijk zij die op latere leeftijd blind zijn geworden en nog herinneringen bewaren aan de tijd toen ze wel nog konden zien. Ik geloof dat ik hiervoor het best bij mezelf te rade kan gaan.
Toen ik op vijfjarige leeftijd blind werd, gebeurde er iets vreemds, of toch niet? Soms weet ik nog steeds niet wat ik ervan moet denken. Feit is dat ik innerlijk bleef "zien", waarmee ik bedoel dat de beelden zich in mijn hoofd spontaan bleven vormen. Overal waar ik kwam of om het even wie ik ontmoette, er ontstond een scherp beeld voor mijn ogen, dat waarschijnlijk samengesteld werd op basis van alle andere zintuiglijke indrukken en alle visuele herinneringen aan hetgeen ik had gezien als kleuter. Het is bijzonder lastig zich voor te stellen wat een kind allemaal opslaat aan beeldmateriaal in de eerste vijf jaar van zijn leven, want ik kan wel in de verleden tijd schrijven, maar het proces van "zien" is nooit wezenlijk veranderd. Nog steeds merk ik elke dag dat er heel weinig dingen zijn waarvan ik me niet kan indenken hoe die eruitzien, zoveel dieren, gebouwen en voorwerpen (of een plaatje daarvan) had ik destijds al gezien. Maar ook van een nieuw voorwerp, als een mobiel, is een mentaal beeld ontstaan. En dan zijn er natuurlijk ook nog de geestelijke foto's van mijn ouders, familie, vrienden enz. Het kan merkwaardig klinken, maar al die beelden doen zich nog steeds in alle scherpte en uniciteit aan me voor: elke kamer oogt anders, elk gezicht (zowel van wie ik mij visueel herinner als van wie ik op latere leeftijd heb ontmoet) behouden hun individualiteit en typische trekken, alle landen die ik heb bereisd kregen een laatje in het filmarchief. Tot dusver is het wel een beetje vergelijkbaar met wat je ondergaat als je een boek leest: aan de hand van de meegedeelde informatie of soms zomaar uit het niets, krijgen de personages gestalte voor je zogenaamde geestesoog.
Het moet waarschijnlijk ook verband houden met mijn geheugen dat je 'fotografisch' kunt noemen maar dit concept dienen we wel te onderscheiden van de lading die deze vlag over het algemeen dekt. Als ik mij in een stad moet oriënteren, zie ik als het ware een luchtfoto met daarop de straten en de pleinen die ik er ken; als ik lees, schrijf, praat of hoor praten, kortom zodra ik met taal in aanraking kom, wordt de tekst onafgebroken in mijn gedachten tot een beeld getransformeerd; wanneer ik schaak speel - ik heb me gedurende verschillende jaren erg fanatiek in dit spel verdiept -, hoef ik de stand der stukken niet op de tast te verkennen, omdat ik het bord mentaal heb leren visualiseren, wat erg bevordelijk is om urenlang een intense concentratie vast te houden; en zo zijn er nog tal van voorbeelden aan te halen.
Toen ik een paar jaar geleden in Mijn weg leidt naar Tibet de volgende passage las, spoelde er dan ook een golf van herkenning door me heen. Het is het reisverslag van de Duitse Sabriye Tenberken, die op haar twaalfde volledig blind werd, over een tocht door Tibet die ze op eigen houtje had ondernomen. Deze reis zou tevens de aanzet geven tot de oprichting van haar school voor blinde kinderen in Lhasa, de hoofdstad van Tibet.

Admin
Admin

Aantal berichten : 337
Registration date : 26-03-08

https://blindenfotografie.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

De innerlijke lichtinval Empty 4a

Bericht  Admin do maa 27, 2008 4:33 pm

"Ik heb vaak het gevoel te kunnen zien, zodra kleuren bij het beschrijven van een landschap een belangrijke rol vervullen. En precies zo verging het mij tijdens de reis met Thierry naar Namtso. De Namtso is een ongeveer 80 kilometer lang en 40 kilometer breed zoutmeer, dat op ruim 4700 meter hoogte ligt. (.)
Wij hadden inmiddels al een hele dag over zanderige, heuvelige pisten bergop en bergaf gereden, toen onze gammele Bejing-jeep om een uitstekende rotspunt heen draaide en Thierry opeens verheugd uitriep: 'Daar is hij! Snel, snel mijn fototoestel!'
En terwijl Thierry, begeleid door het 'klik-klik' van zijn camera, het landschap prees, keek ik uit het raam en genoot van het beeld, dat zich langzaam vastzette op mijn netvlies. Voor ons strekte zich een reusachtige, turquoise watervlakte uit. Aan de oever, die helemaal onder het zout was bedekt en in de avondzon zo fel glinsterde als spierwitte sneeuw, straalde het water licht turkoois. Naar het midden toe kleurde de Namtso diep donkergroen en donkerblauw en verder in de richting van de horizon glansde het water lichtblauw om in de verte over te gaan in het stralende blauw van de avondlucht. De bergen en zandduinen rondom de Namtso werden door de zon beschenen en schitterden goudgeel, bruin en vuurrood. En omdat er in de afgelopen dagen een of andere wolkbreuk was geweest, waren de toppen bedekt met poedersneeuw; op sommige berghellingen kon ik malse, groene weiden onderscheiden, waarop de nomaden hun geiten en jaks lieten grazen."

Aristoteles worstelde zijn hele leven met de Ideeënleer van Plato, waarvan hij hoofdzakelijk de duale opbouw verwierp. Hij wilde deze basale tweeledigheid vervangen door de wereld te definiëren als zijnde opgebouwd uit substantie en predicaten, waarbij de eerste verzameling die entiteiten bevatte die op zichzelf deel hebben aan het zijn - bv. een bal - en de tweede de eigenschappen van die entiteiten verenigde - bv. rond. Het is immers onmogelijk 'rond' als een losstaand fenomeen te beschouwen, het moet aan substantie worden gehecht wil het zich concretiseren. Hetzelfde geldt voor kleuren. Ik ben dan ook meermaals de vraag gesteld of zulke abstracties niet als eerste vervagen, zodra je afgesneden wordt van de rechtstreekse visuele waarneming ervan. Voor mij heeft daartoe nooit enig gevaar bestaan, hoewel ik aanvankelijk niet precies kon duiden wat daarvan de oorzaak kon zijn.
Het begon allemaal toen ik ongeveer acht was, en tijdens de les ter sprake kwam dat het blad waarop ik schreef geheel wit was. Ik weet nog heel goed hoe verbaasd ik was, want elk lettertje had toch een specifieke kleur? Hoezo allemaal wit? Pas op dat ogenblik begreep ik dat hier iets merkwaardigs aan de hand was. Vanaf mijn prilste lees- en schrijfervaring had ik immers aan elke letter van het alfabet een andere kleurtint toegewezen, die voor mij nooit zijn frisheid of concreetheid verloor. Waarin vond dit natuurlijke, onbewuste taalverven zijn oorsprong? Het wetenschappelijke antwoord moest ik toen nog schuldig blijven, maar lange tijd heb ik gedacht dat het mijn defensie tegen kleuramnesie was. Was het geen methode om alle kleuren die ik tot mijn vijfde jaar had waargenomen, te bewaren en te behoeden tegen de tijd?
Ofschoon mijn kleurassociaties met taal vast en zeker de basis vormen van mijn totale complex, toch duikt dezelfde drang tot kleuretikettering op in alle andere gebieden van mijn leven. Elke persoon heeft voor mij een bepaalde kleur of een combinatie daarvan, en elk muziekstuk draagt een andere tint. Elk land en iedere taal... Cijfers, dagen maanden, uren... Je kunt het heus zo gek niet bedenken, of het heeft een speciaal vakje in mijn kleurenkast. Toen ik Pools en Spaans studeerde, en bijgevolg een aantal nieuwe lettertekens tegenkwam, greep trouwens opnieuw hetzelfde spontane procédé plaats.
Enkele maanden terug stuitte ik per toeval op een recent wetenschappelijk artikel van de neurologen V.S. Ramachandran en E.M. Hubbard, waardoor het mysterie reeds voor een groot deel werd opgelost. *4 Het kind heeft de naam synesthesie meegekregen (van het Griekse "syn", samen, en "aesthesis", waarneming), wat dus staat voor de samensmelting van verschillende zintuiglijke gewaarwordingen. Het kan zich in een heleboel verschillende types manifesteren: zo zijn er mensen die bij de smaak van chocolade het gevoel hebben als raakten ze een koude cilinder aan; een andere proefpersoon vertelt hoe hij bij het handmatig kneden van hamburgerkoekjes - jazeker, het betreft een enquête uit de VS - een bittere smaak proeft; toch schijnt de kleurassociatieve synesthesie, in allerlei gradaties van intensiteit weliswaar, het vaakst voor te komen.
De eerste moderne wetenschapper die er in een studie uit 1880 gewag van maakte, was Francis Galton, een neef van Charles Darwin, en sedertdien is het fenomeen onderwerp geweest van talrijke onderzoeken en experimenten. *5 Dr. Richard Cytowic die er eveneens verscheidene boeken aan heeft gewijd, schatte in 1996 het aantal synestheten nog op 1 op 25.000 individuen, en erkende hiermee dat deze versmelting van de zintuigen veel vaker optreedt dan aanvankelijk werd aangenomen.
Maar waar moeten de oorzaken van synesthesie worden gezocht? Geruime tijd hebben wetenschappers gemeend dat synesthesie te wijten was aan het gebruik van LSD of andere hallucinogene middelen, die inderdaad ook soortgelijke effecten kunnen meebrengen. Daar men echter na verder onderzoek moest concluderen dat de overgrote meerderheid van de synestheten normaal functionerende mensen waren en niets met drugs uit te staan hadden, werd geopperd dat de hypothese van een afwijkende neuronenstructuur wellicht meer kans op succes bood. In 'Hearing colors, tasting shapes' formuleren Ramchandran en Hubbard de volgende 'cross activitation'-theorie: het gemuteerde gen dat synesthesie doorgeeft - het bleek immers erfelijk te zijn - zou ervoor zorgen dat bepaalde chemische verbindingen tussen verschillende gebieden van de hersenen anders dan gebruikelijk verlopen en deze gebieden tegelijk gaan activeren; hierdoor zouden verschillende soorten informatie die normaal gesproken in afzonderlijke hersenregionen worden verwerkt, niet langer van elkaar gescheiden worden.
Iedereen schijnt overigens als kind vatbaar te zijn voor synesthetische gewaarwordingen, aldus Cytowic, maar meestal maken de hormonale veranderingen hier tijdens de puberteit een eind aan. Wie er na zijn tienerjaren nog steeds mee rond zeult - of van mag genieten -, raakt er voor de rest van zijn dagen niet meer vanaf. Maar kan dat een probleem zijn? Het dunkt me van niet! Want ik begreep dat ik mij in 'de club der synestheten' in illuster gezelschap bevond: zo zouden Liszt en Rachmaninov het nooit eens zijn geworden over de kleuren van de noten; voorts heeft niemand minder dan Vladimir Nabokov er uitgebreid over geschreven *6; en hoewel het niet zeker is of het hier een puur artistiek procédé dan wel echt zintuigvermenging betrof, wordt het onderstaande prachtige sonnet van Rimbaud ook vaak als voorbeeld geciteerd:

A noir, E blanc, I rouge, U vert, O bleu : voyelles,
Je dirai quelque jour vos naissances latentes:
A, noir corset velu des mouches éclatantes
Qui bombinent autour des puanteurs cruelles,

Golfes d'ombre; E, candeurs des vapeurs et des tentes,
Lances des glaciers fiers, rois blancs, frissons d'ombelles;
I, pourpres, sang craché, rire des lèvres belles
Dans la colère ou les ivresses pénitentes;

U, cycles, vibrement divins des mers virides,
Paix des pâtis semés d'animaux, paix des rides
Que l'alchimie imprime aux grands fronts studieux;

O, suprême Clairon plein des strideurs étranges,
Silences traversés des Mondes et des Anges:
- O l'Oméga, rayon violet de Ses Yeux!

Synesthesie, zo stelden Ramachandran en Hubbard vast, komt tot zevenmaal vaker voor bij creatieve geesten. Dat kan geen toeval zijn. Het associëren van zintuiglijke gewaarwordingen, zoals kleuren of smaken, met abstracte begrippen of ongrijpbare sensaties als getallen, dagen, uren, muziek, betekent niet alleen een grote praktische hulp voor het geheugen, het staat tevens in een nauwe relatie tot creativiteit, wat toch in se het met elkaar verbinden is van schijnbaar volstrekt losstaande entiteiten. Vanuit die invalshoek bekeken zit de synesthesie het metaforisch taalgebruik wel erg dicht op de huid, en daarvan zijn zelfs heel wat voorbeelden de courante omgangstaal binnengeslopen; denken we maar aan een 'warme' stem, een 'kille' blik, een 'scherpe' geur. Het is daarom geenszins denkbeeldig dat het synesthesie-onderzoek binnen afzienbare tijd voor het blootleggen van de fysiologische mechanismen die het menselijke taalvermogen sturen, een cruciale stap in de goede richting zal blijken te zijn.

Noten

4. Het betreft hier 'Hearing colors, tasting shapes' gepubliceerd op de website van The Scientific American. [ terugkeren ]

5. In hetzelfde artikel beschrijven Ramachandran en Hubbard de testjes die ze hun proefpersonen hebben laten uitoveren, opdat ze konden bepalen of synesthesie niet herleid diende te worden tot een uitvloeisel van een al te levendige fantasie. Onder meer het volgende proefje: "To determine whether an effect is truly perceptual, psychologists often use a simple test called pop-out or segregation. If you look at a set of tilted lines scattered amid a forest of vertical lines, the tilted lines stand out. Indeed, you can instantly segregate them from the background and group them mentally to form, for example, a separate triangular shape. Similarly, if most of a background's elements were green dots and you were told to look for red targets, the reds would pop out. On the other hand, a set of black 2's scattered among 5's of the same color almost blend in.
It is hard to discern the 2's without engaging in an item-by-item inspection of numbers, even though any individual number is just as clearly different from its neighbors as a tilted line is from a straight line. We thus may conclude that only certain primitive, or elementary, features, such as color and line orientation, can provide a basis for grouping. More complex perceptual tokens, such as numbers, cannot do so.
We wondered what would happen if we showed the mixed numbers to synesthetes who experience, for instance, red when they see a 5 and green with a 2. We arranged the 2's so that they formed a triangle. If synesthesia were a genuine sensory effect, our subjects should easily see the triangle because for them, the numbers would look colored.
When we conducted pop-out tests with volunteers, the answer was crystal clear. Unlike normal subjects, synesthetes correctly reported the shape formed by groups of numbers up to 90 percent of the time (exactly as nonsynesthetes do when the numbers actually have different colors). This result proves that the induced colors are genuinely sensory and that synesthetes are not just making things up. It is impossible for them to fake their success." [ terugkeren ]

6. "I witness with pleasure the supreme achievement of memory, which is the masterly use it makes of innate harmonies when gathering to its fold the suspended and wandering tonalities of the past. I like to imagine, in consummation and resolution of those jangling chords, something as enduring, in retrospect, as the long table that on summer birthdays and namedays used to be laid for afternoon chocolate out of doors, in an alley of birches, limes and maples at its debouchment on the smooth sanded space of the garden proper that separated the park and the house. I see the tablecloth and the faces of seated people sharing in the animation of light and shade beneath a moving, a fabulous foliage, exaggerated, no doubt, by the same faculty of impassioned commemoration, of ceaseless return, that makes me always approach that banquet table from the outside, from the depth of the park -as if the mind, in order to go back thither, had to do so with the silent steps of a prodigal, faint with excitement.
Through a tremulous prism, I distinguish the features of relatives and familiars, mute lips serenely moving in forgotten speech. I see the steam of the chocolate and the plates of blueberry tarts. I note the small helicopter of a revolving samara that gently descends upon the tablecloth, and, lying across the table, an adolescent girl's bare arm indolently extended as far as it will go, with its turquoise-veined underside turned up to the flaky sunlight, the palm open in lazy expectancy of something -perhaps the nutcracker. In the place where my current tutor sits, there is a changeful image, a succession of fade-ins and fade-outs; the pulsation of my thought mingles with that of the leaf shadows and turns Ordo into Max and Max into Lenski and Lenski into the schoolmaster, and the whole array of trembling, transformations is repeated.
And then, suddenly, just when the colors and outlines settle at last to their various duties -smiling, frivolous duties -some knob is touched and a torrent of sounds comes to life: voices speaking all together, a walnut cracked, the click of a nutcracker carelessly passed, thirty human hearts drowning mine with their regular beats; the sough and sigh of a thousand trees, the local concord of loud summer birds, and, beyond the river, behind the rhythmic trees, the confused and enthusiastic hullabaloo of bathing young villagers, like a background of wild applause."
Uit Speak, Memory: An Autobiography Revisited (1966) [ terugkeren ]

Admin
Admin

Aantal berichten : 337
Registration date : 26-03-08

https://blindenfotografie.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

De innerlijke lichtinval Empty Hoofdstuk 5

Bericht  Admin do maa 27, 2008 4:34 pm

5. Opnieuw zijn we bij datzelfde machtige instrument aangeland, waarvan het belang voor de overdracht van kennis, zoals ik reeds voordien heb aangegeven, drastisch wordt onderschat: de taal. En daarmee bij de kernvraag waarop ik door middel van dit artikel een antwoord wenste te formuleren, met name: in hoeverre mag de beleving van beeldende kunst, en in ruimere zin, de volledige gedachtewereld van een blinde persoon onvisueel worden genoemd? Sedert Kant weten we dat onze zintuigen als een soort van filter fungeren die bepaalt welke informatie we ontvangen en op welke manier die aan ons kenbaar wordt gemaakt. De pure zintuiglijke gewaarwordingen, die eigenlijk een "stomme, lege kennis" zijn, worden dan door de rede bewerkt, geduid, gecatalogiseerd; om dit verwerkingsproces te expliciteren ontwierp de grondlegger van de Duitse Verlichting zijn beroemde twaalf mentale categorieën. Dat deel van de werkelijkheid dat zich buiten het bereik van het gezicht, het gehoor, de reuk, de smaak en de tastzin bevindt - das Ding an sich in de Kantiaanse terminologie -, blijft dus ondetecteerbaar voor onze directe perceptie.
Nu is het wel heel plausibel dat dit niet rechtstreeks waar te nemen deel van de werkelijkheid aanzienlijk veel informatie omvat en dat bijgevolg ons wereldbeeld sterk moet afwijken van de echte wereld, namelijk die die zowel de voor de mens waarneembare als niet waarneembare verschijnselen in zich verenigt (let wel: niet waarneembaar mag hier in een eenentwintigste-eeuwse context niet als metafysisch worden geïnterpreteerd, het betreft hier uitsluitend fysische fenomenen). Beschikten we naast onze huidige vijf nog over een zesde zintuig, dan zou dat hoogst waarschijnlijk een totaal ander plaatje van die werkelijkheid opleveren. Daaruit meende Magee te mogen concluderen dat een epistemologische studie over de discrepanties tussen de leefwereld van de zienden en die van de blindgeborenen ons betere inzichten zou verschaffen in die Welt-an-sich, immers, de positie van de blinde ten opzichte van de ziende zou in sterke mate corresponderen met de positie van de gehele mensheid ten aanzien van die potentiële mens die met een extra zesde zintuig zou zijn uitgerust. Omdat de laatste vergelijking nogal speculatief van aard is - het is absoluut niet zeker dat de kennis voortvloeiende uit dat zesde zintuig op één lijn zou kunnen worden gesteld met de visuele perceptuele kennis die de blinde mist - en het gehele gedachte-experiment wederom gelegitimeerd wordt door dat discours van het rigoureuze onderscheid - "En aangezien om praktische redenen geen van ons een andere mogelijkheid bezit dan zich een beeld van de gehele werkelijkheid te vormen met behulp van de beschikbare binnenkomende gegevens, en het wereldbeeld dat de meeste mensen delen nu eenmaal zo is als het eruitziet, kun je het verschil tussen zienden en blinden op menselijke schaal (sic) alleen maar als zeer groot betitelen." (Magee, p. 55) -, vrees ik dat de resultaten hiervan in zoverre zij meer licht moeten werpen op datgene wat ons van de werkelijkheid ontgaat erg teleurstellend zullen zijn. Nee, een evenwichtige discussie tussen blinde en ziende mensen over hun respectieve ervaringswerelden is zonder meer uitermate fascinerend, maar in praktijk komen daarbij - zo heb ik toch tenminste meermaals ondervonden - veeleer opvallende gelijkenissen dan dramatische verschillen aan de oppervlakte drijven; daardoor zal zo'n gesprek veel kunnen bijdragen als het erom gaat het karakter van onze menselijke kennis en ideeën (niet alleen de componenten, maar ook de transmissiemogelijkheden, de verwerving en verwerking ervan) te analyseren, maar kunnen we er niet van verlangen de sleutel te vormen tot het enigma van het ding an sich. Daarvoor is die code veel te gecompliceerd en de achterliggende informatiestromen te omvangrijk. Met dit besef schijnt Magee overigens ook wel te kampen als hij schrijft dat hetgeen een blinde moet missen verwaarloosbaar gering moet worden genoemd, als we het contrasteren met alles wat aan de directe perceptie van de hele mensheid voorbijgaat.
Naar ik hoop heeft de vierde paragraaf aangetoond dat het hoofd van iemand die plots blind is geworden niets gemeen heeft met een kamer waar de lamp wordt uitgeknipt. Het is een kamer waarvan de deur weliswaar is vergrendeld en daarmee de meest evidente toegang tot de omgeving, maar waarvan de ramen nog steeds het daglicht binnenlaten en altijd geopend kunnen worden om woorden, geuren, smaken, aanrakingen te verwelkomen of om op de vensterbank en naar buiten te klauteren. Telkens als iemand mij beschrijft wat hij of zij ziet - op een foto, bij een film, gewoon op straat -, pas ik deze nieuwe informatie in het beeld dat eerder in mijn geest op basis van mijn eigen niet-visuele gewaarwordingen was ontstaan. Beeld omzetten in taal, daar draait het om. Milligan beweert met grote overtuigingskracht dat iedere vorm van kennis in essentie propositioneel is, ofte wel, dat ze een uitspraak doet en dus middels talige elementen is uit te drukken. In zijn optiek is er maar weinig aan te vangen met de zuivere proefondervindelijke kennis zolang zij nog met geen enkele propositie in verband is gebracht. Mensen die vanaf hun geboorte blind zijn zouden dan in theorie visuele begrippen - zoals licht, duisternis, rood etc. - moeten kunnen plaatsen en in staat zijn ze grotendeels te begrijpen. Ofschoon ze nooit direct hebben ervaren wat bijvoorbeeld bedoeld wordt met perspectief, hebben ze wel uit hun omgang met zienden geleerd in welke contexten dat concept gebruikt wordt en kunnen ze dus in wezen evenveel propositionele kennis over dat onderwerp vergaren als die ziende personen. De ziende heeft dan nog louter het voordeel zijn begrip van visuele concepten te kunnen baseren op en uitbreiden met de gewaarwordingen waarvoor hij dankzij zijn goed functionerende ogen wel ontvankelijk is. Dit model is vast en zeker verdedigbaar en zoals ik hierna zal proberen te doen tevens met een aantal heel steekhoudende argumenten te onderbouwen, maar desondanks aanvaard ik het slechts onder voorbehoud, waarover straks meer.
Ten eerste is het belangrijk in te zien dat ieders wereldbeeld, ongeacht of die persoon nu een fysieke beperking heeft of niet, uit gigantische hoeveelheden uitspraken is opgebouwd die in het beste geval nog uit de eerste hand werden vernomen - uit de mond van mensen die het subject van onze propositie wel zelf hebben waargenomen -, maar die veel vaker volledig vervreemd zijn geraakt van de oorspronkelijke rechtstreekse perceptie en waarbij deze laatste niet eens meer valt te reconstrueren. Zo had ik jaren tevoren in de aardrijkskundeles wel geleerd over het wonderlijke lichtspel dat met het Noorderlicht wordt aangeduid, maar totdat ik iemand ontmoette die het in Noord-Zweden inderdaad had gezien en er mij ademloos over vertelde was mijn kennis hierover bezwaarlijk uit de eerste hand te noemen. De historicus die het tijdsvak bestudeert waarvan geen getuigen meer in leven zijn, wordt dagelijks met die ingewikkelde problematiek van het bronnenonderzoek geconfronteerd. Iedereen weet dat de Aarde rond de zon draait, maar wie heeft dat behalve sterrenkundigen, astrofysici of andere wetenschappers daadwerkelijk aan den lijve ondervonden? Wie beweert dit te kunnen gewaarworden door de wisseling der seizoenen, begaat de klassieke denkfout waarvoor David Hume herhaaldelijk heeft gewaarschuwd, en wel de idee dat de relatie tussen oorzaak en gevolg - het zogeheten causaliteitsprincipe - direct waarneembaar zou zijn. Wat die proposities tot leven roept is niet de perceptie, maar de grote verbeelding van de mens. De Nederlandse schrijver Boudewijn Büch die één van de grootste Goethe-bibliotheken van Europa had aangelegd en diens oeuvre van a tot z had doorwrocht - en hierover ook een heel mooie reeks tv-programma's heeft opgenomen -, zal ongetwijfeld het gevoel gehad hebben dat hij de Duitse romanticus persoonlijk kende. Hoe dan ook, dit impliceert in de onderhavige context dat degene die wat de blinde afweet van visuele begrippen afschildert als wazige en tweedehandse ideeën, vergeet dat zijn eigen wereldbeeld ook in aanzienlijke mate op soortgelijke denkbeelden berust en daarmee het menselijke inlevingsvermogen schromelijk tekortdoet.
In de tweede plaats mogen we niet uit het oog verliezen dat de hersenen van blindgeboren mensen wel degelijk een visuele cortex bevatten, het cognitieve centrum waar normaal gesproken uit de ruwe materie van de binnengekomen visuele informatie de (half)afgewerkte producten worden vervaardigd, en dat uit scans is gebleken dat die paradoxaal genoeg ook bij hen activiteit ontplooit. Hoewel we ons hiermee op losser zand begeven, zouden we daaruit kunnen afleiden dat zich bij deze mensen een mentale visualisering voltrekt die, ofschoon sterk afgezwakt en niet gevoed door directe prikkels via de ogen, toch tot op zekere hoogte vergelijkbaar is met die van zienden, maar dat ze er bijna nooit in slagen hierover te communiceren daar hun het noodzakelijke referentiekader ontbreekt: een ziende kan toetsen of zijn beeld van een boom overeenstemt met dat van anderen - als zij het ook als dusdanig benoemen - terwijl dit voor een blinde persoon, aangenomen dat onze hypothese klopt, in ieder geval nooit zal zijn weggelegd. Ook al klinkt het voorgaande wellicht nogal ongeloofwaardig, toch wijzen de laatste bevindingen werkelijk in die richting. The New Scientist van 31 januari (2005) bericht over een neurologisch experiment met wel een markante blindgeboren man, de Turk Esref Armagan, die in weerwil van het feit dat hij nooit heeft kunnen zien realistische schilderijen maakt die voor zienden heel herkenbaar zijn en stroken met de wetten van de perspectief. Bergen, huizen, vlinders, gezichten, hij schildert ze in een heldere stijl, bewust van kleur, licht- en schaduweffecten, hoewel hij dit allemaal nooit direct heeft waargenomen. Dr. John Kennedy, een psycholoog van de Universiteit van Toronto die meewerkte aan het onderzoek waarbij Armagans hersenen werden gescand terwijl hij verschillende tekenopdrachten uitvoerde, noemt de resultaten ervan adembenemend. In zijn lange carrière waarin hij zich heeft geconcentreerd op de relatie van blinden tot beeldende kunst, deed hij reeds enkele opzienbarende ontdekkingen, onder meer dat blindgeborenen kunnen leren tekenen, zelfs in drie dimensies. Toch slaat het geval-Armagan echt alles: "Even more intriguing was the way in which drawing activated Armagan's visual cortex. It is now well established that when sighted people try to imagine things - faces, scenes, colours, items they've just looked at - they engage the same parts of their visual cortex that they use to see, only to a much lesser degree. Creating these mental images is a lot like seeing, only less powerful. When Armagan imagined items he had touched, parts of his visual cortex, too, were mildly activated. But when he drew, his visual cortex lit up as though he was seeing."
Pacual-Leone, neuroloog aan Harvard en degene die de schilder heeft uitgenodigd naar Boston te komen, besluit met de analyse: "In fact, a naive viewer of his scan might assume Armagan really could see. (.) We normally think of seeing as the taking in of objective reality through our eyes. But is it? How much of what we think of as seeing really comes from without, and how much from within? The visual cortex may have a much more important role than we realise in creating expectations for what we are about to see. Seeing is only possible when you know what you're going to see. Perhaps in Armagan the expectation part is operational, but there is simply no data coming in visually." Armagan die volhoudt alles te hebben geleerd dankzij opmerkingen van ziende vrienden en familieleden, heeft de hypothese dat onze mentale beelden uit veel meer dan louter visuele gegevens geconstrueerd zijn en ook door proposities kunnen worden bijgestuurd, alvast een flinke duw in de rug gegeven. Het is nog maar de vraag waar deze verbijsterende exploratietocht van het menselijke brein ons nog heen zal voeren.
Een derde argument voor de stelling dat alle kennis conceptueel van aard is en dat visuele begrippen daarom voor blinden geen onneembare vesting zijn, ligt in onze op het gezicht geënte samenleving dermate voor de hand dat het gemakkelijk over het hoofd is te zien - ja, deze uitdrukking is er alweer een voorbeeld van: de gewone omgangstaal die bulkt van door het zicht geïnspireerde begrippen, constructies, gezegdes, beeldspraak, zodat een kind dat vanaf de geboorte blind is heel snel vertrouwd raakt met de betekenis en het gebruik ervan. Zienden die niet gewend zijn met blinde mensen om te gaan en daarom vermoeden dat ze hen helemaal anders moeten bejegenen dan gebruikelijk, hebben de neiging visuele woordenschat te vermijden en vragen te stellen als: "Heb je gisteren ook naar die film geluisterd?" Het is absurd in wat voor bochten ze zich dan soms proberen te wringen, totdat je hen uit hun lijden verlost en zegt dat jij ook voortdurend "ziet", "kijkt", "op het oog hebt", "stekeblind bent voor" enz. En nu hebben we het alleen nog maar over veel terugkerende woorden en wendingen gehad; als je in een omgeving met bijna uitsluitend ziende mensen vertoeft, merk je gauw hoeveel er over uiterlijkheden - hier niet in negatieve zin bedoeld - wordt gepraat, waarmee we nog een onuitputtelijke bron hebben aangeboord voor conceptuele kennis over visuele fenomenen. Een blind kind wordt ermee overspoeld en leert ermee om te gaan zoals zijn ziende leeftijdsgenootje dat ook moet doen. Stuk voor stuk dienen al deze onbetwistbare feiten zich aan als aanbevelingsbrieven voor Milligans vurige pleidooi ten gunste van propositionele kennis en zijn vertrouwen dat zij blindgeboren mensen kan introduceren in een ziende ervaringswereld.

Admin
Admin

Aantal berichten : 337
Registration date : 26-03-08

https://blindenfotografie.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

De innerlijke lichtinval Empty hoofdstuk 6

Bericht  Admin do maa 27, 2008 4:34 pm

6. Hoewel ik het strikt filosofisch beschouwd op een heleboel punten met hem eens ben, heb ik uit praktische overwegingen enig scepticisme toch nooit helemaal weten te onderdrukken. Want al is de schilder Armagan onbetwistbaar het levende bewijs van de geestelijke mogelijkheden waarover blinde mensen beschikken om zich visueel te uiten, betekent dit nog niet dat iedereen die het gezichtsvermogen moet ontberen zich hier effectief voor interesseert. Integendeel zelfs zou ik zeggen; het lijkt er eerder op dat het deze mensen veelal koud laat. Valt daar een logische verklaring voor te vinden? Amedi, een andere wetenschapper die bij de voornoemde scansessie betrokken was, vermoedt dat hoe de visuele hersengebieden worden benut tot op zekere hoogte afhangt van wie je bent en waarvoor je ze nodig hebt. Bij deze laatste determinerende factor gluurt de evolutietheorie al om het hoekje, en hoewel ik de impact daarvan in dit geval op geen enkele wijze zou willen minimaliseren, moet de identiteit - als sociale constructie - hier waarschijnlijk toch als de protagonist worden geïdentificeerd. Wie vanaf zijn geboorte blind is of dat op latere leeftijd is geworden moet in de eerste plaats de praktische ongemakken die ermee gepaard gaan zien te overwinnen; dikwijls verloopt deze fase erg moeizaam, en voor sommigen komt er zelfs nooit een eind aan. Velen voelen zich uitgesloten en slagen er vaak niet voldoende in deze frustraties te luchten, laat staan met behulp van visuele middelen die door henzelf en hun naaste omgeving a-priori met 'ontoegankelijk' worden gelabeld. In technisch opzicht hebben ze meestal wel gelijk - een foto bv. is voor een blinde een glanzend stuk papier waar hij alleen verder niet zoveel mee kan -, tot het ogenblik waarop het idee gaat rijpen dat dit soort media dankzij een wisselwerking tussen blinden en zienden hun boodschap wel kunnen prijsgeven - beschreven en becommentarieerd overstijgt diezelfde foto terstond zijn stilzwijgende stoffelijke dimensie. De overgang naar de digitale cultuur heeft de integratie van personen met een visuele beperking in een stroomversnelling gebracht - onder meer levert de schriftelijke communicatie met zienden nu geen enkel probleem meer op, doordat de laatsten het brailleschrift niet langer hoeven te beheersen -, maar waar de technologie en informatisering de ene na de andere praktische barrière opruimen, laten ze de beeldende kunst angstvallig links liggen, of toch tenminste grotendeels en dat is een spijtige zaak. Voor wie gedurende een zekere periode heeft kunnen zien, kan het voortzetten en het voeden van het mentale beeldvorming immers een serieuze houvast verschaffen, terwijl dit tegelijk blindgeboren mensen kan aansporen niet zonder slag of stoot te accepteren dat dergelijke esthetische ervaringen voor hen altijd een ondoorgrondelijk mysterie zullen moeten blijven. Natuurlijk rijst dan wel de vraag hoe je die schoonheid die op het gezichtsvermogen is georiënteerd omzet in een voor hen leesbare en verzendbare code.
Wanneer je een mooi beeld in woorden probeert te vangen, neig je er al gauw toe ook je taalgebruik te verfraaien, waardoor beeldende kunst het gevaar loopt literatuur te worden. Toch is de taal niet uit deze overdrachtsrelatie weg te denken, en dat hoeft ook helemaal niet: een exacte en zo objectief mogelijke beschrijving - in zoverre een ultrasubjectief medium als taal dat toelaat - garandeert voor de blinde ontvanger ervan waarschijnlijk de meeste kans op relatieve interpretatievrijheid. Als deze persoon het kunstwerk daarnaast nog kan betasten - een beeldhouwwerk, een installatie, een reliëfversie van een foto of een schilderij -, zal hij zich toch vrij goed kunnen voorstellen hoe het voor de ziende kijker oogt. Dit geldt in ieder geval voor mensen die net als ik erg visueel denken, en dan is ook het pad geëffend voor de persoonlijke waardering. Doet het ertoe dat hun beeld dan niet volledig correspondeert met wat de ziende direct waarneemt? Kunst communiceert, roept een sensatie op, weekt ideeën los, en ook al komen die bij een blinde kunstliefhebber soms trager en anders tot stand, hoeft dat niet noodzakelijk afbreuk te doen aan zijn beleving ervan. Nadat Tenberken dat meer in het Tibetaanse hoogland haast lyrisch heeft beschreven, vervolgt ze:

"Toen ik daar zo zat, neus en voorhoofd tegen het autoraam gedrukt om maar niets van de kleurrijke lust voor het oog te missen, tikte Thierry mij op mijn schouder en zei op licht geamuseerde toon: 'Ik wil je niet betuttelen, maar als je de Namtso wilt zien, kun je beter naar de andere kant kijken. Je kijkt nu namelijk alleen maar naar lelijke, grijze rotsen.'
Veel ziende mensen aan wie ik dit verhaal vertel, zijn tot tranen toe geroerd. Zij denken dat het voor mij een schok moet zijn geweest dat mijn voorstellingsvermogen zo met mij op de loop kon gaan. Maar ik heb er lol in, want deze scène maakt mij duidelijk dat ik over een rijke fantasie beschik."

Wrack im Eismeer van Caspar David Friedrich; scherpe, uitstekende brokstukken van een door het ijs verknisperd schip voor een vrieskoud en stil poollandschap, waarboven een rustige, kilblauwe hemel De kijker die voor het doek Wrack im Eismeer van Caspar David Friedrich staat, ondergaat wellicht een soortgelijke ervaring: de stilte eigen aan de schilderkunst wordt oorverdovend overstemd door de krakende ijsmassa's waarin het zinkende schip verdwijnt. Doordat de directe perceptie simpelweg onbestaande is, wordt de mentale terugslag ervan vele malen versterkt. Dit is het dwingende principe dat blinde kunstenaars ertoe deed besluiten met fotografie te gaan experimenteren. *7 Sommigen onder hen, van wie misschien vooral de Frans-Sloveense Evgen Bavcar tot bij ons is doorgedrongen, genieten voor hun werk intussen internationale erkenning.
Zelf ervaar ik continu hoe een beeldenvloed mijn artistieke bezigheden drijft. Beelden die vanwege hun puur persoonlijke invulling en betekenis dermate intiem zijn, dat ze slechts in en door kunst bestaansrecht krijgen. In het literaire taalspel van mijn teksten moeten de rijk geschakeerde woorden in elkaar passen als tegels van een mozaïek. Ik wil me ook al jaren meer toeleggen op fotografie. Samen met mijn vriendin onderneem ik regelmatig fotografische strooptochten - op reis of gewoon hier de Lage Landen - om die honger te stillen, maar tezelfdertijd laat de drang tot enscenering haar uitdagende lokroep steeds harder horen.
Overigens kan een systematische openstelling van het beeldende kunst-debat voor blinden ook ziende mensen een aanzienlijke meerwaarde bieden. De zichtbare werkelijkheid die niet minder dan de waarheid claimt te zijn, kan de broodnodige nuancering niet langer ontlopen: de overige zintuigen worden in ere hersteld, en het beeld wordt wat het is, een stukje wereld zoals altijd door een mens geproduceerd of geselecteerd. En waar kunst intersubjectieve communicatie is, zal iedere nieuwe zender of ontvanger een verrijking zijn. Net als bij literatuur geldt voor de beeldende kunst dat zij een ervaring is; als we een methode kunnen uitwerken om iedereen die wil ervan te laten proeven, kan dat de diversiteit aan visies slechts ten goede komen. De blinde tentoonstellingbezoeker wil zoals als iedere andere kunstliefhebber kritisch kunnen oordelen over de kwaliteiten en minpunten van plastisch werk, in de bioscoop wil hij zijn adem voelen stokken bij paradijselijke natuurdecors, hij wil uit zijn tent gelokt worden door provocerende foto's. Wie van mening is dat voor iemand die blind is visuele esthetiek een Tantaluskwelling moet blijven, vergist zich deerlijk: de kneedbare menselijke geest past zich aan en zal die schoonheid op basis van de aangereikte gegevens op eigenzinnige manier proberen te herscheppen.
Tot slot wil ik nog kort recapituleren waar ik Milligan bijval wanneer hij de weegschaal van de kennis definitief naar het conceptuele weten laat overslaan en op welke punten ik hem wil aanvullen of zelfs tegenspreken. Wanneer de filosoof als antwoord op de vraag hoe blindgeborenen vertrouwd kunnen raken met de visuele ervaringswereld, de kennis die de taal als verschijningsvorm en transportmiddel kiest een sleutelrol toeschrijft, slaat hij zonder meer de spijker op de kop. Daarentegen verwaarloost hij mijns inziens te veel het belang van de verbeeldingskracht: aan de hand van proposities en zijn andere zintuiglijke waarnemingen kan deze blinde persoon immers een mentale voorstelling oproepen die zelfs niet noodzakelijk veel van een directe visuele ervaring hoeft af te wijken, zoals het onderzoek-Armagan ons heeft geleerd. Wel is het zo dat veel blinden, vooral wie nooit heeft kunnen zien, van jongs af aan gestimuleerd zou moeten worden om die innerlijke lichtinval te versterken en te ontsluiten, wat helaas nog veel te weinig gebeurt. In al zijn facetten kan de beeldende kunst daarom de ideale generator zijn om hiervoor de nodige energie op te wekken. Esthetiek onttrekt zich niet aan wie haar niet kan waarnemen, alleen aan wie haar niet wil zien.

Noten

7. Wat de puur technische uitwerking hiervan betreft - die ik in een later artikel in detail zou willen bespreken -, kunnen we kort samengevat zeggen dat de blinde fotograaf zijn toestel vaak als een soort pistool hanteert. Door zich in de ruimte te oriënteren - op de tast of dankzij de aanwijzingen van een ziende - bepaalt hij de positie van zijn toestel ten opzichte van zijn subject; de camera hoeft dan uiteraard ook niet op ooghoogte te worden gehouden. In andere gevallen ensceneert de kunstenaar een bepaald tafereel, dat dan eventueel door een ziende medewerker wordt vastgelegd.
In Japan zou men thans bezig zijn met de ontwikkeling van een procédé, waardoor een foto onmidddellijk in reliëf zou kunnen worden afgedrukt. Tot nog toe is dat immers een erg omslachtig en prijzig gebeuren. [ terugkeren ]

Admin
Admin

Aantal berichten : 337
Registration date : 26-03-08

https://blindenfotografie.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

De innerlijke lichtinval Empty reacties

Bericht  Admin do maa 27, 2008 4:35 pm

Joost
Hoi Piet,

Een boeiend essay.
Zoals je in je essay vermeldt, moedig je de dialoog tussen zienden en 'niet zienden' aan. Daarom hierbij een reactie op je verhaal.

"Het verschil met het gehoor dat het enige zintuig is dat eveneens gegevens kan verschaffen over de ons omringende werkelijkheid zonder daarmee in direct lichamelijk contact te hoeven treden, bestaat hierin dat het zicht over een veel verder reikende actieradius beschikt, bijgevolg een aanzienlijk ruimere oppervlakte bestrijkt en de hoeveelheid verkregen informatie voelbaar groter wordt."

Weliswaar is de informatiestroom van het visuele zintuig vele malen groter, de 'actie'radius niet altijd denk ik. Dit omdat het auditieve zintuig omnidirectioneel is. Van een ruimer oppervlak (of grotere inhoud) is naar mijn mening niet altijd sprake. Wanneer men zich realiseert dat de gemiddelde Nederlander (Belg) meer dan 3 uur per dag aan de televisie gekluisterd zit en zijn ogen daarbij geen oog hebben voor wat er om hem heen gebeurt, mag gesteld worden dat het auditieve zintuig vaak een grotere ruimte beslaat. Onder water is de actieradius van het auditieve zintuig in de meeste gevallen ook groter.

Ik zou toe willen voegen dat de visuele waarneming slechts een beperkte en subjectieve weergave van de realiteit geeft.
Er zijn diverse illusies die dit illustreren, zoals een vaas met de contouren van de vorm van een gezicht. Een mens kan slechts óf een vaas, óf een gezicht herkennen, beide tegelijk is onmogelijk. De mens blijkt bijzonder sterk te zijn in het herkennen van basisvormen zoals gezichten.
Dit Gestalt-principe (zoals het heet geloof ik) speelt ook een rol bij het ontwerpen van Head-up displays voor piloten, bijvoorbeeld voor het illustreren van countouren van een landingsbaan. Het blijkt bijzonder lastig om de geprojecteerde symbolen mentaal te laten integreren met het normale beeld door de cockpit. Een ander sprekend voorbeeld is de maanillusie. De maan lijkt stukken groter wanneer die lager boven de horizon staat. Dit komt doordat de mens geneigd is wat ver weg is mentaal uit te vergroten. Wanneer je een maan door een koker bekijkt valt de illusie weg.

Ook leuk te melden is dat er in wetenschapland leuke ontwikkelingen gaande zijn op het gebied van auditieve interfaces. Mensen zijn bijzonder vaardig in het herkennen van bepaalde basiseigenschappen van geluiden, ook al worden ze tegelijkertijd afgespeeld.

Groeten, Joost

Piet
Beste Joost,

Mijn hartelijke dank voor je instructieve toevoegingen! Ik vind het altijd bijzonder als filosofie en wetenschap elkaar kunnen aanvullen, en niet, zoals al te vaak gebeurt, als onverzoenbare tegenpolen worden beschouwd.

Eerst en vooral wilde ik reageren op jouw bedenkingen omtrent de actieradius van het oog. Je schrijft dat het erdoor bestreken oppervlak zeker niet altijd en in alle omstandigheden groter dan dat van het gehoor. Ik zal je niet tegenspreken, maar waar ik wel de aandacht op zou willen vestigen is dat iemand dankzij het gezichtsvermogen in sommige gevallen informatie kan verwerven over hetgeen zich op tientallen kilometers van hem vandaan afspeelt. Denken we maar aan het fameuze fenomeen van de horizon. Ligt die niet bij helder weer en zonder noemenswaardige belemmeringen in het blikveld op 60 km ongeveer? Ik meen mij zoiets te herinneren, maar wellicht weet jij als man van de wetenschap daar meer over te vertellen?
Hoe dan ook, hoewel het gehoor zoals je heel terecht opmerkt omnidirectioneel is, zal het toch nooit zo ver reiken. Ik beschik niet meteen over cijfers aangaande de "auditieve horizon" maar ongetwijfeld ligt die toch een stuk dichterbij de waarnemer. Bovendien is het "beeld" dat je je via het gehoor van de omgeving kunt vomren ook veel synthetischer, sterker samengebald als het ware. Met het gehoor blijft het dikwijls erg moeilijk op een detail te focussen. Als ik een kamer binnenkom, waar druk gepraat wordt en als toemaatje nog harde muziek weerklinkt zal ik toch maar weinig exacte gegevens kunnen verschaffen over de ruimte waarin ik mij bevind, bijvoorbeeld over het aantal personen dat er zich ophoudt, hun leeftijd, etc. Daarentegen zal jij als ziende bij het betreden van dezelfde kamer in één oogopslag de situatie kunnen overzien, en desgewenst meteen op het gezicht kunnen focussen van één der aanwezigen. Je kunt je visuele beeld veel exacter ontleden.

Ik zal het voorlopig hierbij laten om je de kans te geven hierover je mening te kennen te geven. Maar wat betreft het soms illusoire karakter van de visuele perceptie, had ik je graag om nog wat meer toelichting gevraagd. Het voorbeeld dat je gaf van de vaas was me wel bekend, maar met het vliegwezen ben ik heel wat minder vertrouwd. Zou je misschien eens kunnen uitleggen met welk probleem de piloot precies geconfronteerd wordt bij het aan de grond zetten van zijn toestel? Dat boeit me namelijk ontzettend.

Ik kijk alvast uit naar je reactie!

Met vriendelijke groet,
Piet

Hoi Piet
Bedankt voor je reactie. Ik denk dat jouw reactie een goede aanvulling vormt op mijn beweringen. Namelijk dat het visuele orgaan enorm krachtig is, echter dat de mentale beleving in zijn totaliteit een andere zaak is, waarbij niet/slechtzienden zeker niet onderdoen voor normaal zienden.

Piloten gebruiken enorm veel (visuele) 'cues' bij het landen van een vliegtuig, zoals bijvoorbeeld optic flow - het voorbij schieten van 'textures' als het ware. Een soort misleiding die hierbij op kan treden is het feit dat als piloten hoger vliegen zij hun snelheid lager inschatten dan als zij lager vliegen.
De waarneming is doelgericht denk ik. Mensen zijn bijvoorbeeld ook heel goed in het inschatten van 'time-to-contact' op basis van visuele informatie. Erg nuttig bij het ontwijken/vangen van objecten zoals een bal die op je af komt, of bij autorijden.

Laten we een keer verder praten.

Admin
Admin

Aantal berichten : 337
Registration date : 26-03-08

https://blindenfotografie.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

De innerlijke lichtinval Empty Re: De innerlijke lichtinval

Bericht  Gesponsorde inhoud


Gesponsorde inhoud


Terug naar boven Ga naar beneden

Terug naar boven

- Soortgelijke onderwerpen

 
Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum